Begrijpend lezen betekent: snappen wat je leest. Het gaat dus niet alleen om het ontcijferen van woorden, maar vooral om het begrijpen van de boodschap, de bedoeling en de verbanden in een tekst. Dat maakt het één van de belangrijkste vaardigheden op school — én in het leven.
Zodra kinderen in groep 3 beginnen met technisch lezen, wordt begrijpend lezen langzaam opgebouwd. Eerst leren ze korte zinnen en teksten begrijpen, bijvoorbeeld door te tekenen wat er gebeurt of vragen te beantwoorden over een stripje. In groep 4 en 5 komen er steeds meer soorten teksten bij: verhaaltjes, weetjes, nieuwsberichten. Kinderen moeten dan steeds beter nadenken over wat ze precies lezen.
In de bovenbouw (groep 6–8) wordt begrijpend lezen echt een vak. Kinderen leren teksten analyseren, moeilijke woorden verklaren, verwijswoorden begrijpen en de structuur van een tekst herkennen. Ze moeten kunnen samenvatten, hoofd- en bijzaken onderscheiden, en vragen beantwoorden op verschillende niveaus.
In de midden- en bovenbouw moet je kind kunnen lezen met aandacht: tijdens het lezen actief nadenken over wat er gebeurt, wie er iets zegt, en waarom iets gebeurt. Het moet informatie kunnen halen uit een tekst, en soms ook iets tussen de regels door begrijpen. Daarbij moet het moeilijke woorden kunnen verklaren, en zien hoe alinea’s en kopjes samenhangen.
Belangrijk is dat je kind begrijpt dat je voor verschillende soorten teksten ook anders moet lezen: een verhaal lees je anders dan een recept of een nieuwsbericht.
Vergelijk een tekst met een puzzel: elk stukje (zin, alinea, woord) vertelt iets. Je moet zoeken hoe alles bij elkaar hoort. Lees een tekst samen en stel onderweg vragen zoals: “Wat gebeurt hier?” “Waarom doet die persoon dat?” of “Wat denk je dat er nu gaat gebeuren?”
Laat je kind onderstrepen wat belangrijk is, moeilijke woorden omcirkelen of een samenvatting tekenen. Gebruik kleur, pijlen of icoontjes om structuur aan te brengen in de tekst. Dit helpt vooral visueel ingestelde kinderen om overzicht te houden.
Herhaal dat begrijpend lezen niet betekent dat je alles meteen moet snappen. Goed lezen is teruglezen, vragen stellen, en stap voor stap de tekst verkennen.
Sommige kinderen lezen een tekst razendsnel en kunnen daarna niets navertellen. Anderen blijven juist hangen op moeilijke woorden of raken afgeleid halverwege de tekst. Een veelvoorkomende fout is dat kinderen alleen op letterlijke vragen antwoorden, en geen verbanden leggen tussen zinnen of alinea’s.
Om dit te voorkomen, kun je het lezen vertragen en begeleiden. Lees samen hardop, en bespreek na elke alinea kort wat er staat. Stel open vragen die tot denken aanzetten: “Waarom denk je dat hij dat deed?” of “Wat zou er gebeuren als...?”
Laat je kind regelmatig de tekst in eigen woorden navertellen. Of laat het een stripverhaal tekenen van wat er gebeurde. Wissel af tussen lezen, tekenen, praten en samenvatten — dat zorgt voor actieve verwerking.
Gebruik kinderkranten, weetjesboeken of strips om samen korte teksten te lezen. Kies onderwerpen die je kind boeien — of dat nu dino’s, voetbal of ruimtevaart is. Stel vragen, laat je kind uitleggen wat het las, of samen een quizje maken.
Speel “raad het woord” in een tekst met een weggehaald sleutelwoord, of gebruik post-its om voorspellingen op te schrijven: “Wat denk je dat er op de volgende bladzijde gebeurt?”
Begrijpend lezen wordt sterker door herhaling, nieuwsgierigheid en plezier. Maak van samen lezen een gewoonte — geen toetsmoment, maar een ontdekkingsreis.